Matchplayfinale kent nagelbijtend slot

Een "weilandwoestenij" - dat was de mening van de a.s. GCAA-matchplaykampioen over de Delflandse entourage tot aan de 10e hole. Na afloop van de finale echter leek het landschap hem meer een "prachtpolder" toe...

Het kwam uiteindelijk allemaal aan op de laatste hole, maar daar zag het in het begin van de finale geenszins naar uit.

Hans-Dirk had zich louter via overwinningen, vijf in getal, een weg naar de bovenste trede van de matchplayladder gebaand. Op Waterland lukte het hem om Folkert van de troon te stoten en daarmee de top van de ladder te bereiken.Ik was wat weifelmoediger te werk gegaan en had tegen Folkert en Hans-Dirk nederlagen geleden in de strijd om trede 2 van de ladder. Tegen Jean lukte het me wel die trede te bereiken en zo het recht te verwerven om Hans-Dirk voor de eindzege een handschoen in het gelaat te werpen.

De finale zondagochtend 30 september vond plaats op Golfbaan Delfland. Ik weet niet of u Delfland kent, maar het is een polder- (ik zeg weiland-) baan van de zuiverste soort. Een baan dus waar ieder geluid ver draagt: een kuchje wordt een donderslag, een radio in de verte lijkt wel een fanfareorkest en gebabbel in andere flights komt als een kakelend theekransje op je af gestuiterd. Zo’n baan. De rough bestaat uit moddervet koeiegras waarin je tot je verbazing nog net geen koeienvlaai aantreft waarin je bal verloren is geraakt. Kortom, een treurige ambiance voor een finale, maar we moesten het ermee doen. 

Net zoals in onze eerdere wedstrijd dit seizoen op Zeewolde (een hele mooie baan!) nam Hans-Dirk vlot een ruime voorsprong. Via par, birdie en bogey kwam hij drie holes voor, waaraan hij na twee gehalveerde holes een vierde toevoegde. Vier down, dat was een nog slechter begin dan in Zeewolde, jammerde ik inwendig. Zelfs een par op hole 2 had me niets opgeleverd, wat moest ik doen? Ik moest (meer) parren gaan maken en er maar het beste van hopen. Met bogey’s, tegen Jean nog toereikend, had ik nu geen schijn van kans. Tegen die duivelse Bakker moest ik uit een ander vaatje tappen, maar hoe deed ik dat? Ik had in de eerste zes holes al drie holes verknald (dikke strepen) Voor parren heb ik vorm nodig en die was in de verste verte niet te bekennen! 

Nu heb ik geleerd dat je, als je wilt winnen, nooit moet opgeven. De wil om te winnen creëert soms wondertjes weet ik uit vorige sportlevens. Meestal gebeurt het niet, maar soms wel en dat is alles waar een sporter zich aan vast kan klampen in verloren stand. Dus ophouden met zeiken over randvoorwaarden als gras, geluid, rugpijn en nattigheid. Vergeet maar waarom je hier bent (finale, help!) en ga lekker spelen, slag voor slag.  

Na twee parren en een bogey mijnerzijds maakten we de turn bij de stand 3-6. Bakker had op de negende zijn parputt van zo’n vier meter geholed en ik een kortere voor par gemist, oh gruwel. Na hole 10 stond ik wederom vier down en wist het is voorbij. Ontspan nu maar, het zit er vandaag blijkbaar niet in. Hans-Dirk verdient te winnen, hij speelt gewoon beter. Klaar! Drie bogey’s en vier parren later, stond ik met slechts hole 18 nog voor de boeg één up … 

Hans-Dirks afslagen waren stroever geworden, de putts vielen niet meer zo makkelijk; er was zichtbaar twijfel in zijn spel geslopen. Maar er was nog niets beslist. Als hij de laatste hole, een par 5, zou winnen speelden we gelijk en zou hij eerste blijven. Immers, ik had hem uitgedaagd en moest het potje winnen om de hoogste trede te mogen bestijgen. Ik kreeg opeens de zenuwen en joeg mijn afslag op de laatste hole rechts het water in. Heel lelijk woord. 

De laatste hole bleek de moeilijkste hole van de dag. Wat stonden we, stijf van de spanning, vreselijk te knoeien. Hans-Dirk joeg zijn vierde slag de plomp in en zo lagen we allebei in zes (topsport!?) op de green. Hans-Dirk lag het verst van de pin en … miste de putt. Ik had twee putts voor een halfje op de hole en de overwinning en was beduusd van blijdschap. Hoe was het mogelijk! De laatste holes van een heel matchplay seizoen waren Hans-Dirk helaas teveel geworden. Ik meen te mogen zeggen dat hij meer de wedstrijd heeft verloren dan dat ik hem heb gewonnen. Als er rechtvaardigheid in de sport zou bestaan zou hij de winnaar moeten zijn. 

En weet je wat het leukste was? Toen Hans-Dirk huiswaarts was gekeerd naar vrouw, kinderen en wat restte van een verloren zondag en ik nagenietend achter mijn tweede cappu over de baan zat uit te kijken, hield ik opeens van Delfland en zijn prachtige, polderachtige allure. Het was uiteindelijk toch een baan om van te houden.